Na de moord op Willem van Oranje is er onrust in de noordelijke Nederlanden over het vervolg van de oorlog tegen Spanje.
In de eerste helft van 1588 stelt het stadsbestuur van Gouda een vredesplan op van 30 artikelen. Het plan wordt ingediend in de Statenvergadering met de bedoeling om vredesbesprekingen met Spanje in gang te zetten.
Gouda heeft in die periode een tolerant stadsbestuur, hun religieuze kleur is niet van belang. Ze bepalen het beleid in de stad en willen vrede in het land.
Het Goudse stadsbestuur wil geen vreemde buitenlandse heren zoals de hertog van Anjou of de graaf van Leicester, als heer van de Nederlanden. De oorlog met Spanje is ongewenst, vanwege de financiële last en de schade voor de economie. Gouda grijpt alles aan om te pleiten voor vrede. De houding van Gouda trekt de aandacht van de Spanjaarden en wekt wantrouwen op bij de andere Hollandse steden.
Het stadsbestuur van Gouda heeft een moeizame relatie met de Oranjes. Gouda verzet zich in het gewestelijk bestuur tegen: