Midden-Holland
Bron

Gedurende de 18e-eeuw is Nederland een belangrijke speler in de Trans-Atlantische handel in slaafgemaakten, de zogenaamde “Driehoekshandel”. Met Nederlandse ruilgoederen worden aan de West-Afrikaanse kust slaafgemaakten “geruild” met Afrikaanse handelaren. Vervolgens worden zij door Nederlandse handelsmaatschappijen over de Atlantische Oceaan vervoerd naar de plantagekoloniën in Zuid-Amerika en het Caraïbisch gebied. Als zij de zware scheepsreis overleven worden de slaafgemaakten daar verkocht. In totaal zijn dit meer dan 600.000 slaafgemaakten. Met de opbrengst kopen de handelaren producten van de plantages waar slaafgemaakten zelf moeten gaan werken, zoals koffie, katoen, suiker en tabak. Met volle ruimen vertrekken de handelsmaatschappijen weer terug naar Europa, waar zij hun handelswaar met winst proberen te verkopen. De driehoek is daarmee compleet.

Ook Goudse ruilgoederen hebben hun plaats in de Driehoekshandel, met name de Goudse tabakspijpen. Dit weten we niet alleen omdat er papieren documenten over bewaard zijn gebleven, maar ook door opgravingen in Afrika. De resten van de aardewerken pijpjes zijn daar namelijk nog altijd in de bodem te vinden. Als tekeningen zijn sommigen van de vondsten in dit artikel opgenomen. De pijpjes laten goed zien dat we verder moeten kijken dan alleen de winsten op de handel in slaafgemaakten als we de invloed van de slavernij op de economie in de Republiek willen begrijpen.

Tabakspijpen in Fort Elmina (Ghana)

In de 18e- en 19e-eeuw roven de Europeanen slaafgemaakten doorgaans niet zelf. In plaats daarvan blijven zij in handelsposten aan de West-Afrikaanse Slavenkust (Benin) en Goudkust (Ghana). Vanuit deze forten handelen zij met lokale vorsten. Slaafgemaakten worden hier geruild voor textiel, (vuur)wapens, sterke drank, maar dus ook voor tabakspijpen. In een van de handelsposten in handen van de WIC, Fort Elmina (Ghana), zijn opgravingen gedaan om dit verleden aan het licht te brengen. Onder de vondsten zaten vierduizend stukken pijp. Sommige van deze opgegraven pijpjes hebben merktekentjes die experts veel informatie bieden. Ruud Stam kan deze merktekens terugleiden naar specifieke Goudse pijpenmakers. Zo blijkt dat van alle opgegraven en gemerkte pijpjes uit de 18e en 19e eeuw bijna de helft uit Gouda komt, te zien aan het merkteken met het Goudse stadswapen. Daarnaast wijzen de gevonden merktekens op pijpjes van de hoogste kwaliteitsklassen; dit waren geen wegwerppijpjes. Ze waren bedoeld voor eigen gebruik van de Europese handelaren, Europeanen die Fort Elmina bemanden, maar ook als ruilmiddel met Afrikaanse vorsten.

Economische effecten van de slavernij

In het verleden werd het effect van de slavenhandel op de economie van de Republiek als verwaarloosbaar klein voorgesteld. De handel in slaafgemaakten werd namelijk losgekoppeld van de overige economische activiteit in de Republiek. Dit beeld verschuift nu door historisch onderzoek. Schepen moeten immers worden gebouwd en uitgerust met touwen en zeil. Daarnaast moeten ze worden voorzien van handelsgoederen. Vervolgens moeten de plantageproducten die uit de Driehoekshandel terugkwamen worden verwerkt, bijvoorbeeld in suikerraffinaderijen. Al deze nijverheid en industrie voorziet mensen van werk. Voor het jaar 1770 is berekend dat al deze zijlings aan slavernij verbonden economische activiteiten goed zijn voor ruim vijf procent van de economie van de Republiek. Voor de provincie Holland was dit zelfs meer dan tien procent.    

Herkomst

Collectie

SAMH, Collectie opgraving Goudse pijpen te Elmina in Ghana, 1985-1991

Organisatie

Streekarchief Midden - Holland

Nummer

1597. 2


Beschikbare tools

Overzicht van alle tijdlijnen

Overzicht van bron(nen) op de kaart

Alle bronnen