Midden-Holland
Bron

Op 1 juli 1880 wordt in Gouda een monument onthuld ter nagedachtenis aan de gebroeders De Houtman, die bijna drie eeuwen daarvoor de eerste Nederlandse scheepsvloot naar Indonesië aanvoerden (De Houtman 1). Het monument is nog altijd te zien in het Goudse Houtmanplantsoen. In vergulde letters worden Cornelis en Frederik de Houtman geëerd als “grondleggers van het Verbond van Nederland en Insulinde”, zoals Nederlands-Indië ook wel werd genoemd. Een alternatief ontwerp van het monument beeldt dit “verbond” uit als een (Javaanse) vrouw die al liggend tegen de Nederlandse Leeuw leunt (afbeelding 2). Waarom word dit monument zo lang na het overlijden van de Gebroeders de Houtman opgericht? En hoe herinneren we ons hen nu?

De Goudse historicus Van Dam heeft onderzoek gedaan naar de totstandkoming van het monument en plaatst het in één van de belangrijke politiek-maatschappelijke stromingen van deze periode: het nationalisme. In de tweede helft van de 19e eeuw word er gezocht naar nationale verhalen waarachter de Nederlandse bevolking zich als één geheel (trots) kan scharen. De vroege overzeese handelscontacten en het daaruit voortkomende kolonialisme kan in deze tijd niet los gezien worden van dit nieuwe nationale bewustzijn. Daarnaast past de plaatsing van de steen bij de hernieuwde koloniale ambities in Nederland aan het eind van de 19e eeuw. Voor Gouda was het dan weer een bron van trots dat twee van haar eigen stedelingen zo’n belangrijke plaats innamen in het “Nederlandse verhaal”.

Toch is er in lokale en landelijke kranten al discussie over de wenselijkheid van het monument, zo ook in een ingezonden brief in de Goudsche Courant (afbeelding 2). De schrijver verwijst naar Multatuli’s recent verschenen boek Max Havelaar. Vanuit het perspectief van een koloniale ambtenaar stelt dit boek de uitbuiting van inheemse boeren in Nederlands-Indië aan de kaak. Brengt het Houtmanmonument geen hulde aan het in dit boek beschreven “stelsel van onderdrukking”? Hebben Gouwenaren in het bijzonder, en Nederlanders in het algemeen wel het recht om hier feest over te vieren? De briefschrijver concludeert dat de broers zacht met de lokale bevolking omgingen, en dat hen het handelen van Nederlanders die hen in het kielzog volgden niet aangerekend kan worden.

Hoe verhoudt het verhaal van de slaafgemaakte jongens Lourens en Madagascar (De Houtman 2) zich tot deze opvatting? 

Alle bronnen