Op 4 april 1815 schrijft Willem Boer een brief naar zijn ouders over zijn belevenissen in het Hollandse leger. In februari 1815 is Napoleon gevlucht van Elba waardoor de vrede weer hevig wordt bedreigd. Daarom
Willem schrijft dat hij ‘door Gods goedheijd nog vris en gezond’ is en dat zijn eenheid op 21 maart vanuit Den Bosch naar Maastricht is getrokken. In het begin zijn ze ingekwartierd geweest bij de lokale bevolking. Dat ging niet van harte. De soldaten moesten al snel voor hun eigen eten zorgen:
‘De burgers hebben ons drie daagen de kost moeten geeven maar nu krijgen wij daaglijks een half pond vlees en een pond brood en wat aardappelen. Nu kunnen wij van de burgers niets meer krijgen als zout, azijn, vuur en ligt. [Wat] wij nu verders noodig hebben dat moeten wij ons zelven aanschaffen en dan moeten wij ons eeten nog zelf klaar maaken. Ik wenschte wel dat wij maar in de brak waaren,want deburgers zijn hier gansch niet vriendelijk.’ Willem kan dus wel wat financiële ondersteuning van het thuisfront gebruiken.
Onder het kopje 'Verdieping' hieronder vind je een pdf met de transcriptie (overgetypte versie) van de hele brief.