Op 25 oktober 1712 werd er een keur bevestigd aan de pui van het stadhuis ‘tegens het inkomen binnen dese stad van Vremde Hoogduytse Joden of Smoussen’. De stad Gouda zag Joden als verantwoordelijk voor inbraak, diefstal en bedrog. Wie hen onderdak bood, kon een boete krijgen van 50 gulden, destijds een kapitaal.
In het pdf-bestand staat de transcriptie van dit archiefstuk.